Bij aanvang van de therapie wordt eerst nagekeken wat het psychomotorisch probleem is en wat het kind wel kan. Aan de hand van vragen aan de ouders, observaties en tests wordt er een behandelplan opgesteld. Daarna kan de eigenlijke therapie starten.

Het belangrijkste therapeutische middel is beweging. Het wordt ondersteund en aangenaam gemaakt met behulp van allerlei materiaal dat uitnodigt om te bewegen.

Onder psychomotorische problemen verstaan we:

  • motorische problemen: grove en fijne motoriek
  • problemen bij grafomotoriek (bv. tekenen) en schrijfmotoriek
  • geen/verkeerd lichaamsbesef (lichaamshouding in zit en stand)
  • het niet ontwikkelen van een voorkeurshand, lateralisatie
  • evenwichtsproblemen
  • problemen bij de visuele en auditieve perceptie
  • problemen bij de ruimtelijke oriëntatie en – structuratie
  • problemen bij het vinden naar oplossingsstrategieën
  • het niet komen tot ontspanning